zaterdag 29 juni 2013

circus nazarée (een probeersel)

Nog zo'n ontmoeting die ik wellicht nooit zal vergeten. Het overviel me enkele jaren geleden. Ik weet nog dat ik toen weer in een van mijn zwartgallige buien was verzeild geraakt. Gefrustreerd en teleurgesteld door de impasse waarin alles rondom mij zich bevond, gaf ik mij over aan de roes. Bij mij is dat nu niet noodzakelijk gelegen in de consumptie van zeeën van alcohol of andere genotsmiddelen, nee, ik ben verslaafd aan humor. De remedie bij uitstek tegen stress. Het was dan ook in een van die weken dat het me echt niet leek mee te zitten, dat ik me verliet op een avondje cabaret. Het meest veelbelovende programma die avond, vraag me niet de welke, werd gehouden in het café 'de lelijke draak'. Het café was bekend, berucht en ook nog veel bezocht om de fantastische keur aan volksvermakers die je zelfs op weekdagen kon gaan aanhoren. Hoewel de gevel het daar in het geheel niet mee eens leek, was het een van het centrums' gezelligste kroegen, zonder daarom noodzakelijk te fungeren als bordeel. Vanbuiten leek het café meer op een saaie grijze stofjas. Maar dat was dan ook vooral door de in het oog springende aanpalende gevel van "moeders mooiste", wat dan weer wel neigde naar de omschrijvingen van een bordeel. De sfeer binnenin de 'draak' was ongedwongen en ongeregistreerd, het cliënteel was even groezelig als het meubilair en de algemene zondigheid maakte dat niemand zich beter voordeed dan de rest.

De bewuste avond, die waarvan ik je nu vertel, was er een reeks van komedianten aangekondigd van de soort die bekend stonden om hun kritische en absurd hilarische uitlatingen. De algemene gang van zaken was de laatste tijd wel erg om van te huilen en dat gaf de cabaretiers inspiratie bij overvloed. Ik zette me naar gewoonte aan een tafeltje achterin, wat me een goed overzicht bood en ook de anonimiteit die me van elke vorm van interactie weerhield. Nu ik geniet wel van een beetje aandacht, maar ik ben sociaal gewoon niet capabel om daar mee om te gaan.
De voorstelling begon en de lichten doofden tot een gezellige rode waas. De humoristische kwinkslagen deden de endorfine in mijn lichaam gevoelig stijgen en de opgebouwde stress leek weg te trekken. Ik weet ook wel dat die te zijner tijd al te gemakkelijk terugkeert, maar als ik me even kan ontluchten zal ik de kans niet laten liggen. De wereld is wat ze is en lijkt niet van plan zich te beteren, humor is daarbij een dankbare uitvlucht.
Middenin het eerste deel kwam een man binnen en hoewel de lichten gedoofd en de inkom gratis waren draaiden enkele mensen zich automatisch in zijn richting. Hij zette zich aan het tafeltje schuin voor me, naast het oudere koppeltje, die hij groette met een knikje. Ik voelde dat ook zij hun ogen niet van hem konden afhouden. Er was iets speciaals aan hem, niet in zijn kleding of in zijn uiterlijk, maar eerder in zijn houding. Hij was een man van in de dertig in een niet al te duur maar straalwit maatpak, de haren in een praktische snit en zijn baard op behoorlijke lengte. Hij droeg bruin lederen handschoenen en hij had een beetje een haviksneus, maar verder viel er echt niets op aan te merken. Al leek ik hem wel te herkennen van ergens. Maar op het moment zelf had ik hem eerder gelinkt aan het milieu waarin ik me daar bevond en dus leek verdere nieuwsgierigheid niet gepast. De komiek raasde maar door en haalde alles neer wat voorheen heilig leek, ik absorbeerde gulzig en mijn aandacht werd terug naar de bühne geleid. Toch bleven mijn ogen steeds afdwalen naar de silhouet van de laatkomer. Hij bezat een soort van waardigheid die aan de meeste mensen gewoon ontbrak. Er was iets tijdloos in zijn uiterlijk. Nu, ik ben niet religieus maar die man leek haast goddelijk. Toen hij het zaaltje was binnengekomen gleed hij als het ware voorbij en de ontspannen manier waarop hij ging zitten deed uitschijnen dat deze man al van ver was gekomen. Impliciet kon je hele verhalen onttrekken aan de plooien, krasjes en verkleuringen in zijn gezicht. De man was als een magneet die de aandacht op zich wist te vestigen zonder daarvoor ook maar luider te moeten ademen. 
Ergens tegen het midden van de voorstelling trok de man zich plots, maar met dezelfde waardigheid los uit de schemerige massa en hij verliet de zaal. Mijn concentratie was ernstig door elkaar gehaald toen ik op het einde nog net kon horen hoe de man op het podium zijn pleidooi over de christelijke god met veel dramatiek afsloot.

Het was pauze.
Ik stond op en met mij de halve zaal die in drommen naar buiten trok. De man was verdwenen. Nog steeds was ik in een staat van beperkte zinsverbijstering toen ik op een krukje aan de toog ging zitten. Ik bestelde een porto, een souvenir van een vorig leven, en ik keek door het raam. De straten waren sporadisch verlicht door lantaarnpalen die een flauw geel schijnsel op de kasseien wierpen en door de ruiten van de aanpalende cafés. Toen ik opkeek van mijn glas kon ik in de verte nog net zien hoe het silhouet van de man een café aan de ene kant van het straatje omruilde voor een groter jazzcafé in de richting van het oude kerkgebouw.
Hoewel ik dat totaal niet van plan was stond ik op, ik nam mijn jas en zette de achtervolging in. De drang naar verlossing door humor had plaatsgemaakt voor een nieuwsgieriger drang. Eén die ik niet meteen kon verklaren, maar ik had een vermoeden. Ik was door god geslagen.
Laat ik het nu niet zo noemen, want christelijk ben ik allang niet meer. Het is ook helemaal niet logisch dat iemand die onder rationele omstandigheden al tweeduizend jaar dood is, plots een cabaretshow zou bijwonen in de minst waarschijnlijke buurt van een grootstad. Laat staan dat hij ooit echt geleefd heeft. En dat hij in het minst zou lijken op zijn gereconstrueerde portret.
Opeens stond ik stil, in het midden van het straatje en ik keerde me om. Het nadenken had me alweer weten te paralyseren en uit frustratie ging ik een ander café binnen op zoek naar verlichting.
Ik zat nog geen vijf minuten of mijn aandacht werd getrokken door een knappe blondine aan het andere uiteinde van de bar. Ze kwam mijn richting uit en bestelde onderweg.
“ Over wie ben jij zo grondig aan het nadenken?” haar stem was als honing.
“Toch geen spook gezien?...”
Wel niet echt, ..., nee toch?! Ik haalde mijn schouders op.
-”Ik kom van het cabaret, ik ben een beetje aangedaan.” Dat leek me alleszins het meest voor de hand te liggen.
“Welk cabaret heeft je zo van je stuk gebracht? Hier geraken de bezoekers nooit overstuur, moet je weten.” ze knipoogde en zette zich op een kruk naast me. “Deze meneer betaalt!” zei ze, nog voor ik een woord kon uitbrengen, en ze nam haar glas Dom Perignon in ontvangst. Ik heb eerder al gezegd dat ik niet verlegen ben om een beetje aandacht, maar voor gevallen als deze pas ik liever.
Nu, er leek op dat moment geen ontkomen aan en buiten die buitensporige kostprijs had ik dan toch gezelschap. Al was het maar voor even.
“Wel, ga je me niet antwoorden?”Ze keek me aan met een ongewoon vriendelijk gezicht. “Welk cabaret heeft je zo overdondert?” Ze leek werkelijk geïnteresseerd te wachten. Een situatie die ik niet echt gewoon ben waardoor ik me op dat moment wel behoorlijk ongemakkelijk begon te voelen. Ik stamelde zelf.
-”Eh, wel. Nu ja, het lag misschien niet per se aan de voorstelling zelf...” Ik was er zelf nog niet aan uit. “Meer aan de omstandigheden, … volgens mij kreeg ik een visioen. Of zoiets.”
Het meisje draaide dromerig aan een witblonde lok in haar feilloze kapsel. “Een visioen, ja dat heb je nu eenmaal als ze de ruimte niet naar behoren ventileren. Wij moeten al geluk hebben als we in het boudoir eens een visioen-vrije avond willen.” en ze vertelde ongemoeid verder “geregeld valt er al eens een meisje flauw. Zomaar ineens. Die drukte voor de gordijnen open gaan en dan de zenuwen van het moment. Niet dat we daar veel waardering voor krijgen, moet je weten. Niet van het publiek en van de baas nog minder, die let enkel op de opbrengst. Hoe meer we het publiek voor hem aan het zweten krijgen hoe beter.” “ Op het podium wordt er trouwens heel wat afgezweet, moet je weten, ... “
En de woorden kwamen als een stortvloed op me af en hoe meer ze vertelde, hoe minder ik van haar redevoering kon verwerken. Mijn gedachten ontvluchtten de naderende verdrinkingsdood en hoewel mijn fysieke verschijningsvorm automatisch knikte en glimlachte op elke zware tel in de maat, haar monoloog had veel weg van een extatisch aanzwellende wals, keek ik de ruimte rond.
Toen ik het pand was binnengekomen had ik niet zo erg op de omgeving gelet, maar nader bekeken moest ik opmerken dat ik me nog nooit eerder in deze bar had begeven. Het was een cabaretruimte zoals ze wel al een tijdje meegingen. De bar aan de ene zijde tegen de muur met een typische spiegelende wand en podium aan de andere zijde iets dieper van de straatkant af.
Als steeds had ik me zo dicht mogelijk bij de ingang geïnstalleerd, waar ik een goed overzicht
genoot en waar ik niet te veel te lijden had van mijn sociale claustrofobie. Aan de deur rechtover me, een beglasraamde sluis, hingen posters en pamfletten van voorgaande en komende vertoningen.
Een van de posters was me al eerder opgevallen toen ik voor zaken de binnenstad in moest. In felgekleurde letters en wat voor sommigen als een afschuwelijke vormgeving zou doorgaan, gaf het pamflet de komst van een of ander circus te weten. De reden dat deze boodschap me al meer dan eens was in het oog gesprongen was niet de belettering noch de totaal chaotische lay-out. Wat me vooral de aandacht trok was de onmogelijk absurde inhoud die werd aangekondigd.
“CIRCUS NAZAREE HEET U VANAF NU TOT VORIGE WEEK ELK WERKAVOND WELKOM VOOR DE VOORSTELLING IN DE ZWARTE TENT AAN HET KERKPLEIN. KOMT DAT ZIEN EN ERVAAR HET SPEKTAKEL ZOALS U DAT NOOIT MOCHT MEEMAKEN; BETALEN MAG OOK IN NATURA.” (Ze zouden duidelijk ook de tekstschrijver mogen ontslagen) Naast de tekstballon stond een breed grijnzende en wit geschminkte presentator in maatpak. Had ik de poster niet al veel eerder gezien, dan zou ik er waarschijnlijk overgekeken hebben, maar het was duidelijk. Dit was de laatkomer uit de cabaretbar.
Dat laatste moet ik duidelijk hardop gedacht hebben, want ineens kwam de blonde dame naast me staan en ze fronste geagiteerd haar zorgvuldig geretoucheerde wenkbrauwen. Alleen haar ogen leken wat wazig “Oh, nee is hij er weer?” En meer tegen zichzelf dan tegen mij. “Hopelijk zetten ze het hem nu eens goed betaald...”
– ”...Zetten hem wat betaald?” Ik was verbaasd en opgewekt tegelijk, zoveel spanning had ik nooit op één avond samen meegemaakt. “Ken je deze man? Wie is hij? Toen ik hem deze avond passeerde dacht ik nog dat het allemaal maar mijn eigen inbeelding was. Die man leek me meer hersenspinsel dan vlees en bloed.”
“Die man is meer dan echt, zo echt dat enkele meisjes het niet meer kunnen navertellen.” De lieve geïnteresseerde dame die er net nog op los ratelde en eigenlijk meer een extra frequentie innam op de algemene ruis in de bar, veranderde van stemming. Haar hele houding had iets uiterst gespannen en het vlekje naast haar mondhoek gloeide op. Maar, ... Ik was geïnteresseerd, meer dan ooit tevoren.
“Die man is de presentator van dat geschifte circus dat net is gearriveerd. Elk jaar komt hij naar de stad en geeft een week lang voorstellingen in die versleten tent van hem.”
– “Gewoon een circus dus?”
“Niet gewoon een circus! Die man is diabolisch. Hij bezoekt alle kroegen in de buurt en kent er alle meisjes, maar mij gunt hij nog geen blik (haar toedracht werd al duidelijker.) En op de koop toe verdwijnen er telkens meisjes in de periode dat zijn circus hier passeert.”
– “Meisjes van het cabaret?”
“Ja, van hen is geen spoor meer te bekennen.”
– “Daar zal dan zeker wel een sluitender verklaring voor te vinden zijn,” dacht ik luidop en met een voorts ongeïnteresseerde uitdrukking stond de benevelde blondine op van haar kruk.
“Dat zal wel, ... Luister meneer. Ik kan hier niet langer blijven, ik moet naar het toilet. Maar ik kom terug...” Op een bepaalde manier leek dit een verontrustende uitdrukking, maar ik schonk er verder weinig aandacht aan. Ik zat toen alleen aan de bar en ik was druk aan het overwegen of ik al dan niet zou blijven wachten. Of dat ik niet eerder met stille trom het hazenpad en de rust zou verkiezen.
Mijn porto was toen al op, ik heb eigenlijk nooit echt leren genieten, en ik bestelde water.
Ik zat daar nog een tijdje in gedachten verzonken en gefascineerd door het lichtspel op mijn glas en de tegenoverstaande spiegelwand toen naast mij een man plaatsnam. Op de kruk van de blondine.
Natuurlijk had ik kunnen reageren en met veel machtsvertoon de plaats weer opeisen voor het meisje, maar ik was in mijn positie versteend door de aanwezigheid van de man. Want hij was het die daar zat. De man van de affiche en de cabaretvoorstelling.
Hij praatte zacht tegen de barman die hem van rode wijn bediende en zijn blik dwaalde rond door de zaal. Hoewel hij als plaatsvervanger van de dame wel vele malen interessanter leek (hij kon wellicht beter tegen de drank) deed zijn aanwezigheid mijn concentratie stijgen.
Hij leek de barman goed te kennen. Hun glimlach was vertrouwelijk en de houding van de man deed in niets vermoeden dat de beschuldigingen van het meisje ook maar enige grond van waarheid bevatten.
Echter toen de bebaarde man zich vooroverboog naar de barman, begon ik ergens wel argwaan te krijgen. Op een kalme toon vroeg hij: “Heb je nog nieuwe meisjes voor me, Marcel?” De barman knikte. Vanachter de toog haalde hij een gelig papier waarop een tabel was gedrukt. Het leek wel een personeelslijst.
“Zijn ze dat allemaal? Wanneer kunnen ze klaar zijn?”
– “Jarek regelt dat. Als alles goed verloopt morgenavond tegen het donker.”
Ik kon het haast niet geloven, mensenhandel die besproken werd waar ik bij was en de spilfiguur was dan nog de meest charismatische persoon die ik al tegenkwam.
Mijn verstand was nog duchtig aan het doordenken over deze hele dubieuze affaire toen het meisje terug aan de bar arriveerde. Licht verontwaardigd over de diefstal van haar zitplaats en nog meer over de voor haar al even onverwachte aanwezigheid van de vrouwenhandelaar kwam ze aan mijn andere zijde.

En toen gebeurde iets ongewoon. Waar voorheen de straat maar amper zijn aanwezigheid merkbaar maakte, was de hele straatkant nu felverlicht door het machtsvertoon van politielichten. Onder het geluid van brekend glas en wijd opengesperde vrouwenmonden kwam een donkere massa door de glazen deursluis. Voor ik het goed en wel besefte en met mij de rest van de zaal, was de zwarte massa alweer verdwenen. Het laatste dat ik van de bebaarde man zag was een glimp van zijn witte broekspijp en zijn zwart-witte schoen die erachteraan sleepte.
Het meisje straalde triomfantelijk, maar ik kon mijn ogen niet geloven. De figuur die me nu al de hele avond in beslag nam en de spanning die zijn mysterieuze aanwezigheid op mij teweeg bracht, werd zomaar zonder pardon van de scene verwijdert. Het leek wel een slecht geschreven plotlijn.
Nu daar eindigde het voor mij die avond. Ik ging nog naar buiten om verhaal te halen bij de brutale ontvoerders, maar die waren toen aan het verdwijnen in de verte. Ook de barman kon me om bedenkelijke redenen niets meer vertellen. En daar stond ik dan alweer in het gezelschap van die blondine met haar merkwaardige vlekje. Uiteindelijk verliet ik de bar alleen met mijn hoofd vol vragen. Vragen die het meisje toch niet op een bevredigende manier had kunnen beantwoorden.

Nadien heb ik niets meer van die man of van zijn vrouwensmokkelende circus teruggehoord. Die vragen zijn er nu nog steeds.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten